Je introduceert het boek aan de kinderen. Samen met de voertuigen uit het boek speel je het verhaal na. Terwijl je de verschillende vervoermiddelen pakt kun je aan de kinderen vragen wat voor vervoermiddel het is. Wie is er weleens met de bus gegaan? Wie heeft er wel eens een tractor of motor gezien? 

Stem met de groep af of zij al een themahoek hebben ingericht waar je op in kan spelen. Misschien kunnen zij al een grote rode bus van kartonnen dozen maken of hebben ze stoplichten of stopborden gemaakt waar je gebruik van kan maken.

Kring: Het boek van de grote rode bus, om na te spelen: een weg met een gat erin (dit kan een stuk karton zijn), een bus, een vrachtlwagen, een auto, een motor, een fiets, een kiepwagentje en een tractor.

Proefje 1: Banden sporen maken.
Kleine tractor, verf, schort en papier.

Proefje 2: Gat in de weg.
Een bak met aarde, steentjes, takjes of ander materiaal waar de kinderen het gat mee zouden kunnen dichten en voertuigen.

Proefje 3: Eigen weg maken.
Pionnen, stoepkrijt en een loopfiets (de motor).

Proefje 4: Wat hoort waar?
De plaat met de lucht, de weg en het water, verschillende voertuigen.

Proefje 5: Maak je eigen vervoermiddel.
Tekening met de 2 wielen, verschillende tekenmaterialen zoals stiften of potloden.